Het Schotse eiland Eigg , met zon 100 inwoners heeft zijn eigen onafhankelijk elektriciteitsnetwerk, dat al een jaar of 10 prima functioneert (zie vorige bijdrage). In deel 2: hoe verder?
Je zou denken dat er na zo’n gezamenlijk elektriciteitsnetwerk meer zaken gemeenschappelijk geregeld zouden zijn, zoals bijvoorbeeld een wasserette, ipv iedereen een eigen wasmachine. Dat scheelt natuurlijk in de energie en de net-belasting. In veel nieuw gestichte woongemeenschappen is dat juist wel gebeurd. Maar het werkt hier net andersom: Ze hadden nooit een wasmachine gehad… Dus een wasmachine thuis was een hele vooruitgang! Er wordt overigens nu in het maandelijkse bewoners beraad wel af en toe over zo’n wasserette gesproken. Dus wie weet. En natuurlijk is er in Eigg ook af en toe het verzoek om meer te mogen aansluiten. Maar tot nu toe heeft de gemeenschap die 5 kW kunnen handhaven. Er is ook amper geld om uit te breiden. Al willen ze dat wel, er zijn inmiddels namelijk ook de eerste elektrische auto’s op het eiland, wat natuurlijk om elektriciteit vraagt…
Op een van mijn ontdekkingstochten rond het eiland , dat zon 5 bij 9 km groot is, tref ik de eigenaar van ‘Glebe cottage’. Zelf zeer actief bezig met energie rond zijn huis. Hij heeft een eigen kleine waterkracht centrale, die al dateert van voor dat eiland systeem. Er loopt een kleine beek langs zijn huis, en met een simpele pijp en wat dynamo’s genereert hij elektriciteit, maximaal 400 Watt. Hij heeft het destijds ( nog voor de eiland-elektrificatie) aangelegd omdat hij voor de keus stond een nieuwe dieselgenerator aan te schaffen, en tot de conclusie kwam dat het anders kon. Onlangs heeft hij ook zelf zonnepanelen op zijn huis gelegd en een paar batterijen geïnstalleerd. Hij is nu druk met zijn systeem te optimaliseren. In principe produceert hij meer dan hij nodig heeft, inclusief zijn recent aangeschafte elektrische auto (al krijg je die accu op het eiland zelf niet leeg, al zou je willen…). Alleen voor de zwaardere taken, zoals de wasmachine, schakelt hij soms nog over op het eiland systeem. Dat schakelen was enkele jaren geleden vaker het geval, maar momenteel nog maar een enkele keer.
Een en ander maakt het overigens nog lang geen all-electric eiland: Elektrisch koken is uit den boze, en ook de verwarming van woningen draait nog vooral op kerosine, gas of hout… Vooral geïmporteerd. Al heeft Glebe cottage ook zonnecollectoren, met name dan voor warm water. Hij zou overigens wel geheel op lokaal hout kunnen verwarmen, , maar dat is een hoop werk, zoals hij uit ervaring weet….
Overigens een van de redenen dat het eiland systeem blijft werken is juist dat de bestaande afnemers, zoals Glebe cottage, meer zelf doen, en dus het systeem ontlasten waardoor er weer nieuwe aansluitingen mogelijk zijn. En dat leidt weer tot de conclusie dat het, zoals in Eigg, makkelijker is een systeem van onderaf op te bouwen en uit te breiden, dan te proberen om in 1 keer met hernieuwbare bronnen in een bestaande vraag te voorzien, met vanwege zijn fossiele overvloed alle daarin geslopen verspilling en luxe gebruik. ( denk bijv aan bladblazers , elektrische deurbellen en wat dies meer zij….)
De andere dag bij de haven ontmoet ik Colin Carr, een van de mensen actief in de ‘energy trust’, en raak met hem aan de praat. Omdat mijn eerste kennismaking via studenten verliep, die een woningontwerp voor het eiland maakten van lokale materialen, vraag ik naar de plannen op dat gebied. Dat wil zeggen, energie is 1 ding, maar hoe zit het met materialen, is daar ook nog iets mee te doen, op het eiland zelf ? Het meeste, zo verteld hij, wordt geïmporteerd. Al zijn ze net dit jaar begonnen met het benutten van hun houtvoorraad. Ooit is er een stuk bos aangeplant, en dat blijkt nu interessant te zijn, om te oogsten. Ze hebben 1/3 daarvan aangewezen als kap mogelijkheid, en dat wordt als ronde stammen geleverd aan een zagerij op het vasteland. Het levert weer wat geld op voor de eiland kas. Een deel is gereserveerd voor eigen houtkachels, en er is ook een kleine kwekerij om het bomenbestand weer aan te vullen.
Maar , vraag ik, worden er dan geen huizen op het eiland gebouwd van dat hout, of ander eigen materiaal? Daar moet hij even over nadenken, maar jawel, er is , naar boven wijzend, wel iemand die dat gedaan heeft. Ik zal later eens gaan kijken. En water, dat lijkt er genoeg, hoe is dat geregeld? Dat blijkt vooral individueel opgelost. Ieder heeft zo zijn eigen manier, hetzij regenwater, of water uit de stroompjes en beekjes, of water uit een lokale bron. Soms zijn putten geslagen. Er waren ooit wel plannen, ook weer door de echtgenoot van Christine Booth, om een centrale watervoorziening aan te leggen, maar dat is na zijn overlijden stilgevallen. Het afval water gaat veelal via septic tanks naar natuurlijke rietvelden, waar het verder gezuiverd wordt.
Na weer een biertje besteld te hebben, (dat ze dus wel van eigen eiland brouwsel hebben!) vraag ik naar voedsel, de volgende belangrijke bron. Hoe zou dat hier uitpakken, zijn er mogelijkheden ? Het is natuurlijk wel vrij noordelijk met een niet al te lang seizoen, maar toch. Schapen genoeg in ieder geval, vooral voor de wol dan wel, maar levert natuurlijk ook lamsvlees op. Waarvan overigens het meeste wordt geëxporteerd. Er zijn daarnaast enkele inwoners die wel wat eigen groenten verbouwen, onder zogenaamde polytunnels, maar de grond is niet ideaal. Ik had op mijn wandeling ook weinig vrucht of notenbomen gezien, maar er blijkt , zo verteld Colin, wel een boomgaard te zijn, waar iedereen vrij mag plukken. Die had ik blijkbaar gemist. ( al had ik niet het hele eiland afgestroopt, zo’n wandelaar ben ik nou ook weer niet, en al helemaal niet als er geen verdere uitspanningen op de route liggen…)
Op zoek dan naar de woning van eigen hout. Onderweg kom ik nog langs een kleine steengroeve, gebruikt om de wegen enigszins te verharden met steenslag. Toch ook weer lokaal materiaalgebruik, constateer ik. En inderdaad, na een tijdje stuit ik op de bewuste woning , geheel uit hout opgetrokken, in een achthoek . De eigenaar , een van de jongere bewoners van het eiland, heeft hem zelf ontworpen en gebouwd, met lokaal hout. De gevels gepotdekseld van planken. Inmiddels heeft hij een vriendin en voor haar heeft hij ook een kleine woning gebouwd, in de basis weer uit hout. Die staat wat verder op zichtafstand. Al wijzend verontschuldigt hij zich voor de zinken gevelbekleding van de woning van de vriendin … Het was anders teveel werk geweest. Ik kijk hem vragend aan ? Het blijkt dat hij de bomen zelf kapt, en de planken met de hand zaagt… Er is immers geen houtzagerij op het eiland… Een vrijwel nul ‘embodied energy’ benadering dus, alle respect ! Het kost wel (veel) arbeid, en tijd, precies de twee cruciale factoren in duurzaamheid…
Ze willen best meer, daar op dat eiland, maar lopen steeds tegen de grenzen van hun kunnen aan. De gemeenschap is niet groot, en het blijft een eiland. Dat heeft zijn grenzen wat wel en niet kan… Wat dat betreft is het net de de wereld zelf, dat is ook een eiland… En als je grondstoffen niet wil uitputten, of gaan stelen bij de buren , houdt het een keer op. ( de ‘wereld’ heeft zelfs geen buren…)
Maar ook de kennis van diverse onderwerpen is , met een beperkt aantal mensen, uiteraard beperkt. Het is een duidelijk teken dat als de gemeenschap groter zou zijn, het gemakkelijker zou zijn om iets gezamenlijk op te pakken: Met een paar honderd inwoners is de kans groter dat er daaronder ook een elektricien zit bijvoorbeeld, en het investeringsvermogen neemt toe. In het geval van Eigg is het echter de vraag of het eiland zelf veel meer inwoners zou kunnen herbergen. Er zijn echter naburige kleine eilanden die met hetzelfde probleem worstelen, en die inmiddels ook al deels dezelfde initiatieven hebben genomen op energiegebied. Maar wanneer dat van begin af aan zou zijn gebeurd, met dus een grotere gemeenschap van verschillende eilanden, had men wellicht gezamenlijk een full time elektricien kunnen aannemen( en opleiden) . Maar goed, je moet ergens beginnen natuurlijk, anders gebeurt er niets.
Van de andere kant, met een grotere groep wordt het samen overleggen ook lastiger natuurlijk. Over de in en outs van soortgelijke gemeenschaps processen geeft Paul Chatterton een goed inzicht in zijn boekje nav een project in Leeds: Low impact Living.
Aan alles komt een eind zo ook aan het bezoek aan Eigg. Als ik voor het laatst naar het havenkantoor, en de enige uitspanning, loop, wacht nog een verrassing: Het is vrijdagmiddag, en de scholieren staken! Evenals de winkel, die dicht is. Ook hier is het “Fridays for future”, met de scholieren staking, actueel. Het gaat maar om een paar mensen en kinderen, maar het is hartverwarmend om te beseffen dat men ook op die kleine schaal daar mee bezig is.
De bar is niet gesloten, dat zou pas echt revolutie zijn, en de dag eindigt in een vrolijke boel, bij de haven uiteraard, in de ondergaande zon, waar natuurlijk iedereen zo lang mogelijk van wil genieten. Wat blijft hangen is dat ze goed bezig zijn, daar in Eigg, om wat voor reden dan ook. En ze zijn er best wel trots op. En dat het eens te meer laat zien wat een gigantische taak wij nog hebben, ‘vastelanders’, wanneer we er niet op vooruitgaan maar stapjes terug moeten doen.
Een van de leeftijdgenoten daar op het terras, opgegroeid in het Liverpool van de Beatles, drukt mij , al filosoferend over die opgave, een papiertje met een dichtregel in de hand, van een van zijn vrienden, een songwriter uit die Liverpool tijd. Het vat het mooi samen: This beautiful earth, revolving in space, please protect us from the human race…
In Eigg snappen ze hoe het werkt.