Het feitelijke circulaire waarin wij gevangen zitten is die van het kopen en verkopen van diensten en vooral produkten. Dat impliceert tevens dat iets dat niet als commerciële dienst of produkt te verkopen is, ook niet wordt toegepast, terwijl het misschien een veel betere oplossing kan leveren. Waarbij de diensten het ook nog eens vaak afleggen tegen de producten . Ons drinkwater , een dienst, is van prima kwaliteit, maar men laat zich meer en meer flessenwater verkopen: een ‘produkt’. Tegelijk echter zien we een trend om meer hemelwater direct te benutten, om op drinkwater te besparen. Drinkwater wordt zeer efficiënt gemaakt en rondgepompt, maar toch, het zou iets op kunnen leveren, en regen valt immers vanzelf en gratis op de goede plek. Dus gaan we dat gebruiken, in België is dat zelfs verplicht. Maar wat zie je nu in de praktijk: Het wordt ( in onze westerse wereld) aangeboden als grote opslagtank voor in de grond, en via pijpen , pomp en filters wordt het weer in huis gebracht. Het geheel vormt een interessant commercieel product. Het water wordt dus eerst omlaag onder de grond gebracht, om het daarna met een pomp weer omhoog te brengen. Tel uit je (financiële) winst, twee keer: een opslagvat bestand tegen ondergronds bestaan, en pompen, pijpen en accessoires om het weer te kunnen gebruiken, plus de energie om het te laten draaien. Een alternatief is het opslagvat op zolder en het gebruik van vrije val om het water naar de gewenste plek te laten stromen, toilet of wasmachine. Hier is echter geen stuiver aan te verdienen. Dat wil zeggen het is geen produkt, alleen wat loodgietersarbeid om leidinkjes te trekken. Zelfs het feit dat onderzoek heeft uitgewezen dat de tank met pomp zoveel milieu-investering vraagt aan materiaal en (pomp-) energie, dat de milieuwinst tov gewoon leidingwater gebruiken geheel teniet is gedaan, maakt geen verschil, politiek niet en niet qua consumentenkeuze. De milieubelasting is zelfs groter dan de besparing. Het vat op zwaartekracht is veel beter: geen energie, geen pompherrie, veel minder materiaal, minder ruimtebeslag, en er hoeft niet naar om te worden gekeken. Maar wordt niet toegepast. Het is geen “economisch produkt”. De loodgieter adverteert zijn werk niet als produkt . De (marketing) vraag is hier “wie kan zwaartekracht verkopen?”
Dit zien we op vele niveaus; Een ‘bouwkundige koelkast‘ , (een koele kast, of een kelder) zoals we eerder zagen, is zeer wel denkbaar, maar geen ‘produkt’ en daarom verdwenen uit het woningidioom. Net zoals inbouwkasten, bedstedes, geen produkt waren , maar nu wel. ( zie eerder artikel [1]) Ruimte in steden , in de vorm van pleinen en plantsoenen, draagt bij tot zeer gewilde woonmilieus, ( en gezonde steden) maar is geen ‘produkt’, althans lege ruimte, en wordt steeds commerciëler ingevuld, vaak geofferd aan projectontwikkelaars. Net zoals een boom pas waarde heeft als ie wordt gekapt, heeft een open ruimte of plein pas waarde wanneer de grond kan worden bebouwd.
De vraag dringt zich op wie, in een ‘commerciële democratie’ – een maatschappij waarin mensen vrij zijn te kiezen wat wel en niet te kopen- verkoopt het ‘niet kopen’, het ‘niet invullen’ , en zelfs het niets doen, dus niet consumeren ?
Het meegaan met de stroom (het regenwatervat met zwaartekracht) , versus het tegen de stroom in te gaan ( met pompen en pijpen omhoog brengen van regenwater). Tegen de stroom ingaan wint het hier, raar genoeg…. Het is Heraclitus versus Lao Tse, het ‘iets’ versus het ‘niets’.
Over dat niets
Niets is echter zo moeilijk als niets doen. Echt niets doen is slechts aan enkelen gegeven. Sommige monniken besteden er hun hele leven aan . Het is ook niet van alledag: : het niet-handelen . Dat is al eeuwenlang een belangrijke levenswijsheid in China: Wu Wei. De kunst van het niet handelen.
Het uit zich op vele niveaus, in ‘de kunst van het weglaten’ tot ’ niet ingrijpen’ en eenvoudig ‘niets’. Zoals een bordje pauze op televisie als er niets te melden is. Helaas een beeld uit vervlogen tijden. Een heel enkele keer vang ik er een glimp van op: bij Rijkswaterstaat zag onlangs iemand het licht: het niet maaien van de bermen. Als duurzame strategie.
Andersom komt steeds vaker voor: de dwang tot ‘iets’ doen: invullen, opvullen en uitbreiden,: pleinen worden tot de laatste vierkante meter opgevuld ( bomen, fietsrekken, pisbakken, bankjes kunstige lampen etc) , straten staan vol, huizen worden cleanrooms. Gebouwen reclamepalen.
Iets doen is gemakkelijker dan niets doen. En dus zoekt iedereen de gemakkelijkste weg door iets te gaan doen. Misschien alleen ‘niets te doen, door op vakantie te gaan. Maar dan ook niets doen? In ieder geval niet in milieu opzicht.
Dus, helemaal niets doen ? Maar wat is niets dan? Is niets niets, of is niets ook iets? Wat bepaald het niets? In de ruimtelijke ordening is er veel niets, veel niets waar iets moet komen, maar dat verkleint het niets, en vormt tevens het niets. Zonder niets is er dus geen iets: In de gebouwde omgeving is dat juist heel duidelijk: geen goed plein zonder bebouwing eromheen. Het zijn er echter slechts weinigen die , andersom, gebouwen gebruiken om de open ruimte te vormen, het iets om het niets vorm te geven . Ja de middeleeuwse Italiaanse steden, daar zie je daar nog iets van terug: gebouwen als het decor voor een goed plein. Maar nu? Er zijn geen opdrachtgevers die daar hun geld aan willen spenderen. Gevolg: geen fatsoenlijk plein meer ontstaan de laatste 50 jaar.
Iets is dus aan de orde van de dag, maar wie zorgt dan voor het niets? Ofwel ,wie bewaakt het niets, zorgt dat er niets gebeurt, niet bebouwd, niet geïnstalleerd, niet vormgegeven? Dat is namelijk in het beperken van de milieubelasting het hoogste goed.
Het is evenwel niet gemakkelijk, zoals ook (weer) de oude chinezen al constateerden:
‘Er is een begin, er is geen begin van dat begin, en er is geen begin van het niet beginnen van dat begin. Er is iets , er is niets. Er is iets voor het begin van iets, en niets, en iets daarvoor. Plotseling is er iets en niets. Maar tussen iets en niets weet ik nog steeds niet werkelijk wat iets is en wat niets. Nu ik dit gezegd heb weet ik niet of ik werkelijk wat gezegd heb of niet.’
(Tswang Tse, ‘innerlijke boeken’, 300 vChr, de periode van “Hundred schools of thought”)
We beheersen ‘het niets’ niet. Dus streven altijd naar iets , en willen dat bezitten. Tot het iets op is. Lees de boeken als Collapse (Jared Diamond) en anderen er maar op na, de ene na de ander cultuur gaat de mist in, over geëxploiteerd, en dus niet vol te houden ( “volhoudbaar”). En nu zitten we midden in het opmaken van weer zo iets: grondstoffen zoals de fossiele brandstoffen, maar nu op globale schaal. Ze waren er ‘niet’, tot voor kort, en zullen er niet zijn, maar daartussen zijn ze er even. En we gebruiken ze tot de laatste druppel. De kunst van het niet gebruiken ervan, ze in de grond laten zitten, wordt door niemand beheerst. Terwijl dat juist is wat nodig is ( zie het rapport van de UN voor COP 23 : the Emission Gap)[2]
Maar als we niet niet-gebruiken, dan is de enige uitweg bijna om ze op te maken, en zo snel mogelijk. Tegenover niet handelen staat namelijk snel handelen.
Dat lijkt een wrede constatering, maar mogelijk is de beste strategie om de olie maar zo snel mogelijk op te maken. Dat wil zeggen alles uit de kast, benzine slurpende autos, vliegen al wat kan, stoken al wat kan. Immers, wat we nu doen , beetje energiebesparing, ’n centrale sluiten, de industrie en luchtvaart ontzien of ets uitzonderingen, zijn halve maatregelen. Ze stellen de uitputting van de olievoorraden alleen maar uit, die wordt niet voorkomen, ergo, de industrie krijgt meer tijd om nieuwe bronnen te vinden of winningsmethoden te ontwikkelen, en dus per saldo uiteindelijk meer olie deze eeuw in omloop te brengen. Als we nu in een paar jaar alles opmaken hebben we het gehad, en moeten we om, en is de netto CO2 uitstoot over de olieperiode lager dan wanneer we het een eeuw lang rekken. Zo bezien is het zelfs misdadig te noemen om nu subsidies voor energiebesparing te geven , en belasting op brandstof te heffen. Het vertraagd en stelt de omslag uit, en geeft de industrie meer tijd. Het zijn zachte heelmeesters die stinkende wonden maken.
Natuurlijk, we zullen dan nog steeds geroosterd worden 2e helft van deze eeuw, maar wat langzamer gegaard. En dat is beter voor het vlees, zo weet ik uit mijn kook ervaringen…
Ergens gaat dat omslagpunt natuurlijk komen. Dat is mooi verbeeld in deze grafiek. Er was niets behalve de zon, er zal niets zijn, behalve de zon, en daartussen vieren we een enorm feestje, we zwelgen even in olie en energie, we verbouwen de hele wereld in pakweg 200 jaar, en dan zitten we weer zonder : iets is niets geworden. En maar hopen dat we nog weten hoe met niets te leven, hoe uit niets iets te maken, hoe met de stroom mee te gaan. ill##
[1] http://www.ronaldrovers.com/houses-as-commodities-sold-in-parts/
[2] http://www.unenvironment.org/resources/emissions-gap-report