Tot voor kort konden wij aan ‘duurzaamheid’ werken, maar dat is achterhaald. Ik zal zo uitleggen waarom, maar daarvoor eerst een stukje historie. In de jaren zestig verschenen verontrustende rapporten over het milieu, en begin jaren zeventig kwam daar de energie crisis overheen. Dus we gingen naar onze energievoorziening kijken, in de jaren zeventig, met de eerste politieke energiebeleidsnota. In de bouw werden dat energie-proeftuinen van de jaren tachtig. We zagen dat het iets meer dan alleen energie moest zijn, energie stond niet op zichzelf, het was milieu: ‘Milieubewust bouwen’ werd het adagium begin jaren negentig. En afgezien van wat kleinere projecten zoals bij de Kleine Aarde, deden we dat in Ecolonia voor het eerst op grotere schaal: milieubewust bouwen. Het was wel nog het stapelen van maatregelen. Wellicht niet het beste, maar het was iets. Daarna kregen we integrale milieubewustheid: het moest niet stapelen van maatregelen worden, maar een prestatiegerichte aanpak, waarbij divers pakketten maatregelen samen het optimum vormden. Tot zover ging het goed. Er was eind jaren negentig zelfs een beleidsplan ‘milieubewust bouwen’!
Milieu bleef in de vrijwillige sfeer hangen maar energie haalde het wel als EPC : niet meer isolatiewaarde-eisen maar een prestatie die met samenhangend pakket maatregelen gehaald kon worden. Weliswaar energie georiënteerd, maar aan een zelfde materiaal prestatie benadering werd gewerkt.
En toen , begin deze eeuw, moest milieubewust bouwen zogenaamd gekoppeld worden met allerlei andere zaken. Zoals comfort: Het werd het toverwoord, comfort verbetering, om milieu ongemerkt aan de mensen te verkopen. Het hek was van de dam, er kwam steeds meer om de hoek kijken: het moest ook verantwoordelijk, en flexibel, en demontabel, met aandacht voor gezondheid, en akoestiek, met gebruikershandleidingen , en zelfs goed gemanaged, ook al was het resultaat goed. En niet op prestatieniveau, maar we gleden langzaam weer af naar maatregel niveau: stapelen. Er kwamen instrumenten die dat weer afzonderlijk evalueerden, en milieubewust werd een vies woord, het werd vervangen door ‘duurzaamheid’ . Holistisch, alles omvattend.
We moeten weer even met beide benen op de grond: welk probleem zijn we aan het oplossen? En wat was de vraag ook alweer? Dat was en is: hoe voorkomen wij uitputting van grondstoffen en energie. Nu meer dan ooit actueel, zij het nu vooral door een neveneffect: dat van klimaatverandering. Want hoe belangrijk ook, laten we daar even duidelijk over zijn: dat is niet de hoofdvraag, het is slechts een van de neveneffecten van het kernprobleem, van de oorzaak: het ongelimiteerd consumeren en daarmee uitputten en bewerken van bronnen en grondstoffen, . Steeds meer en door steeds meer mensen. De grondstof stromen en energie stromen worden steeds groter, gaan ver voorbij wat de aarde kan leveren, en hoe is dat vol te houden? Of beter: welk niveau is vol te houden? Dat is de kernvraag. Dus, wat is volhoudbaar naar een verre toekomst zodat ook de generaties na ons nog een redelijke bestaan hebben? En omdat we te lang gedraald hebben met de antwoorden ,en gevlucht zijn in steeds bredere opvatting van duurzaamheid, hebben de neveneffecten ons ingehaald. Nu is klimaatverandering als eerste die ons met de neus op de feiten drukt. Voordat algehele resistentie tegen antibiotica dat doet, of er een besmettelijke ziekte toeslaat, of overbevissing, of uitputting van landbouwgrond met verwoestijning, of andere neveneffecten van onze ongebreidelde consumptiedrift.
Het woord Volhoudbaar gebruik ik al een hele tijd omdat het veel beter refereert aan waar het om gaat: Onze grondstof en energieverslindende levenswijze vol te houden : en hoe ga je dat organiseren? Met beperkte bronnen op aarde, en slechts zonnestraling als constante input in het systeem. Overigens gaat het daarbij niet om zoiets als volhoudbare (duurzame) bouwmaterialen. Die bestaan niet, evenmin overigens als ‘duurzame’ bouwmaterialen. Er bestaat slechts duurzaam gebruik van iets. Zelfs hout is geen duurzaam materiaal: , er bestaat wel duurzaam gebruik van hout: houtgebruik is alleen vol te houden als er niet meer wordt gebruikt als er aangroeit, dat is de kern, zoals reeds vele culturen voor ons met schade en schande hebben ervaren . Dat is de basis gedachte bij volhoudbaar, in principe voor alle bronnen. Overigens, met in acht name van het feit dat 7 miljard mensen een beroep gaan doen op diezelfde bronnen , en nog groeiend naar 10 miljard.
Klimaatverandering brengt ons weer terug bij af, en vooral de vraag naar CO2 reductie, als afgeleide . Gelukkig is CO2 een aardige proxy van waar het ook al weer over ging. Want CO2 gaat niet alleen over energie, ook over voedsel en materialen. En minder CO2 uitstoot leidt automatisch ook naar minder uitputting.
Met andere woorden: we moeten niet meer op duurzaamheid als geheel sturen, niet op de all-inclusive versie. Dat gaat niet werken, nu we zo nadrukkelijk de consequenties via een van de neveneffecten voor ons zien. We moeten terug naar het sturen op het originele probleem: energie en grondstoffen , waarbij CO2 een zeer bruikbare indicator is om het leven op aarde enigszins ‘volhoudbaar’ te maken. En was ons nationale motto niet “Je maintiendrai”? Ik zal volhouden? Dat gaan we nu inhoud geven. En als dat gelukt is, pas dan kunnen we weer aan duurzaamheid denken, aan alle andere wensen, binnen die volhoudbare grenzen.
PS. Hoeveel CO2 emissie acceptabel is voor een volhoudbare samenleving, en hoeveel er nog uitgestoten mag worden ( en wat daarmee mogelijk is) is onderwerp van een zeer binnenkort te publiceren studie van het iiSBE Academic Forum, dat ik hier ook zal melden uiteraard.
PS 2: Op het eerste gezicht lijkt Volhoudbaar een vreemd woord. Maar het is feitelijk de voorloper van wat wij duurzaamheid zijn gaan noemen: en dat zien we terug in het afrikaans: Daar is nog steeds het woord ‘Volhoubaar’ het centrale kernwoord voor milieuontwikkeling. Duurzaamheid heeft vele betekenissen in het Nederlands, Volhoudbaar is hier vrijwel in onbruik geraakt, maar feitelijk veel eenduidiger. Ook dat is een les uit het verleden: toen voor de introductie van de fossiele brandstoffen die relatie tussen bronnen en draagkracht van de aarde nog veel directer was. In het Afrikaans heeft die term overleefd.