Nederland, als zo ongeveer de eerste in de wereld, krijgt een verplichte materiaal prestatie bij nieuwbouw projecten. Dat is bijzonder, en op zich een goede zaak. Het is goed dat er eindelijk na meer dan 20 jaar overleg een Materiaal Prestatie Gebouwen -MPG komt, die ook een zekere ambitie heeft [1]. Zij het dat die ambitie nog weinig voorstelt, daar voldoet nu zo ongeveer alles aan. Maar het is een begin. Echter, het is een methode met 11 categorieën die soms oorzaak en soms gevolg zijn, en die bij elkaar opgeteld worden door middel van een geld-waardering*.
De twee belangrijkste materiaal categorieën zijn daarin verstopt, zijnde CO2 , met momenteel een weging van 5ct/kg, en uitputting (abiotische) grondstoffen: 16 ct/ kg. Met andere woorden: het niet-circulair zijn, (want uitputten is niet gecompenseerd), koop je bij wijze van spreke af voor 16 ct/kg. Daar kan je niet eens voor recyclen, laat staan de bron regenereren. Bovendien, geld is een subjectieve maat, die kan ieder moment veranderen, als regeringen of nationale banken besluiten geld bij te drukken, of rentes te veranderen.
Maar dan CO2, ons belangrijkste probleem momenteel: voor 5 ct per kg in de boeken (MPG 2015). Op de eerste plaats, dat is een imaginaire waardering. Die zit slechts in de tool, niemand die dat werkelijk ‘betaald’. Maar zelfs als dat wel zo zijn , dan is dat nog steeds een probleem: Het punt is juist, dat we naar 0 willen, absolute reductie. Niet dat we ervoor ‘betalen’ en door kunnen gaan als we het ervoor over hebben… Die ruimte is er niet.
Maar goed, de meeste landen hebben niet eens zon verplichte materiaal prestatie berekening, maar meer algemene tools, die nog uitgebreider te werk gaan. Zo is ook in Nederland de mpg, weer een sub onderdeel van diverse vrijwillige tools in de markt, zoals oa GPR en BREEAM. Dan zijn die 2 belangrijkste categorieën , CO2 en uitputting, dus onderdeel van 11 via geld gewogen categorieën , en die zijn weer onderdeel van 4 of 8 of meer andere categorieën (denk aan ‘water’ of ‘management’ of ’toekomstwaarde”) , ieder weer met een weegfactor. Die ook weer subjectief is vastgesteld. CO2 bijvoorbeeld valt dan geheel weg in de brei. Daar is niet op te sturen. Terwijl het momenteel het belangrijkste criterium is! Want je wil op basis van CO2 een alternatief met veel minder CO2 emissies voor dezelfde functie kiezen. En CO2 is niet alleen operationele energy, maar ook embodied energie. De CO2 impact van bijv. aluminium is geheel verborgen in zo’n weegstelsel, eerst als onderdeel van 1 van de 11 categorieën in de MPG, en die samen weer als 1 hoofdcategorie van 4 of 8 hoofdcategorieën. Zo kan het gebeuren dat de renovatie van een kantoor met aluminium gevels zelfs de BREEAM Excellent Award krijgt . Terwijl er in de bouw genoeg alternatieven zijn met veel minder impact. Veelal biobased, en die scoren trouwens meestal ook op al die andere (materiaal) categorieën beter. Dan had je die andere in eerste instantie niet uit hoeven rekenen, had een hoop werk bespaard, met een veel directer resultaat. Echter dat is niet zichtbaar nu. ( zie eerdere artikelen) . Bovendien, de meeste basis data die gebruikt worden voor deze tools zijn niet eens publiek toegankelijk.
Maar dat is niet alles. Dit soort tools waarderen vooral investeringen, producten en maatregelen om de boel zgn duurzamer te maken. Maar ze waarderen niet het niets doen: minder m2 maken, minder vraag, , of comfort vermindering (en daarmee CO2 reductie) : ze gaan uit van een basis comfort, en waarderen zelfs nog vaak comfort verbetering. Dat kan, maar hoort dat in een milieu-tool thuis? Als we willen sturen op minder milieubelasting, dan gaat dat dus niet werken, de gangbare instrumenten verhullen dat. In feite is dat een prestatie van je welste van de markt: de tools zo uitgebreid maken dat alles marginaal wordt. Een bekende tactiek. Terwijl de meeste belangrijke zaken allang in de reguliere bouwregelgeving zaten. Die hoeven niet nog eens in in milieu of duurzaamheidsinstrument. De zaak wordt er alleen maar ondoorzichtiger door.
Het gaat erom hetzelfde te doen met minder (impact) , niet om meer te doen met hetzelfde.
Daarnaast maken de meeste tools onderscheidt tussen gebouw-typen. Maar waarom zou een kantoor andere eisen hebben dan een woning? Als ik thuis werk, ga ik toch niet ineens dood, omdat de ventilatie anders is? Of dat het een keer te warm is?
Vanwaar dat krankjorume onderscheidt? Dat nu dus wordt vastgelegd in verschillende instrumenten, waarbij gebouwen alleen vergelijkbaar zijn als dezelfde soort en dezelfde technische specificaties hebben? Maw, de variabele zit aan de uitvoerings en eisen kant. Hetzelfde wat met auto’s gebeurde: je kon nog zo’n benzineslurper hebben, maar binnen zijn klasse was ie de beste: een “goede koop” …! Ofwel: Ben je rijk, mag je meer bronnen gebruiken. Dat is onszelf op een enorme manier voor de gek houden.
Internationaal
Internationaal is het niet veel anders. Ook daar zijn de meeste tools voor de praktijk gebaseerd op een of andere vorm van punten systeem, soms wat onderbouwd met wetenschappelijke gegevens maar wel gewogen tov elkaar in een lange lijst van categorieën. Een van de betere daarin is CASBEE, de Japanse tool, met name omdat deze onderscheidt heeft gemaakt in milieubelasting en overige kwaliteit, met name door een deling uit te voeren: Q/L : de environmental Quality (indoor environment, comfort, services, etc) gedeeld door de environmental Load (energy, resources, etc) .
Dat is een substantiële verbetering: meer comfort verslechterd de totaalprestatie, waardoor de noemer sterker moet verbeteren om een totaal beter resultaat te krijgen. Een benadering waarvan het vreemd is dat die niet door iedereen is overgenomen [2].
Een van de beroerdste is LEED, dat vrijwel geheel van onnavolgbare puntenwaarderingen aan mekaar hangt. En rond een dergelijke benadering is een hele internationale cultus ontstaan , van consultancy, opleidingen, auditeren etc. De discussie gaat meestal over hoeveel gebouwen meer opbrengen met een LEED label. Niet over duurzaamheid, die ook vaak betwijfeld wordt. [3] Het is feitelijk een vastgoed verkoop instrument . Tot materiaalimpact- of CO2 reductie zal het niet leiden, zelfs de operationele energetische effecten worden betwijfeld. [4]
Agressief gelobby van LEED gerelateerde organisaties heeft vele landen overgehaald deze aanpak over te nemen. Die hebben daar nog jaren last van.
Al dit soort instrumenten zijn bovendien instrumenten die maatregelen stapelen, terwijl een integrale optimalisatie nodig is. En die, zo is al sinds de jaren negentig bekend bereik je alleen met prestatie coëfficiënten, op key issues, op feitelijke waarden, , zoals CO2 , zonder die te verknopen met allerlei secundaire eisen en wensen. En niet met het opknippen in afzonderlijke projecten, , dan binnen dat project tientallen criteria opvoeren, die vervolgens subjectief wegen, met veel gelobby op de achtergrond.
Als je milieubelasting omlaag wil brengen moet je milieubelasting meten. En wil je CO2 reductie bereiken , moet je CO2 berekenen en evalueren. En niet comfort, gezondheid, management, sociale of economische aspecten. [5]
Het is tijd dat we dergelijke instrumenten cq tools vergeten, en overgaan tot het vastleggen waar we naar toe moeten, wat de ideale situatie zou zijn, op aantal kernwaarden, en te meten hoever we daar vanaf zijn. En de rest overlaten aan normale bouwregelgeving. : Hetzelfde doen met minder. Of zelfs minder doen met minder, om die 2 graden in beeld te houden. Anders blijven we steeds betere gebouwen maken, maar komt er van minder milieuimpact en CO2 emissie niets terecht.
[2] casbee: http://www.ibec.or.jp/CASBEE/english/index.htm
[3] see discussions :
https://www.linkedin.com/groups/59930/59930-6198000480694657028
https://www.duurzaamgebouwd.nl/onderzoek/20080814-zin-en-onzin-over-leed (Dutch)
[5] www.buildingscarbonbudget.org